Mensen besmetten zich meestal indirect: werken in de tuin (en tegelijk eten of roken), eten van rauwe groenten, eten van rauw vlees of het niet dagelijks schoonmaken van de kattenbak.
De
parasiet wordt verspreid via de ontlasting van de kat (de
eindgastheer).
Het
is vrijwel altijd een jonge kat. De kat kan diarree hebben, maar dat
hoeft niet. De kat verspreidt in 2-3
weken
miljoenen eitjes en is daarna (bijna altijd levenslang) immuun. De
eitjes zijn na 2-3 dagen
infectieus en kunnen dat enkele
jaren
blijven.
De kat besmet de tuin/boerderij en de daar levende wormen, muizen,
vogels en boerderijdieren. Een jonge kat de infectie nog niet gehad
heeft, besmet zich door het eten van muizen en/ of
vogels.
Muizen
met Toxoplasmose
worden minder angstig en laten zich daardoor makkelijker vangen door
katten.
Katten zijn meestal, nadat ze besmet zijn geweest, levenslang immuun.
In zeldzame gevallen kan de parasiet bij de kat andere organen dan de darmen aantasten. Symptomen kunnen zijn: benauwdheid, koorts, geelzucht, buikpijn, slechte eetlust en ontstekingen in het oog.